Laagblijvend en compact groeiend rotsplantje met veelal liggende houtachtige twijgjes en matgroene harige langwerpige blaadjes. De trechtervormige blauwe bloemen bevinden zich in de bladoksels. Voor een goed waterdoorlatende, niet te natte grond en een zonnige, beschutte standplaats en wegens de matige winterhardheid, bij strenge vorst best licht afdekken. Na de bloei terugsnoeien bevordert de bloei in het daarop volgende jaar.
Plantafstand: indien meerdere planten van deze soort in een groep geplant worden, plant men deze best 40 cm tot 50 cm van elkaar.